Monitor brengt leegstand Nederland in beeld
Nieuwsbericht
Bron: CBS
Op 29 juni van dit jaar is de Landelijke Monitor Leegstand gepubliceerd. Dit gezamenlijke onderzoek van het CBS, het Kadaster en Geonovum geeft een integraal beeld van het aantal woningen, kantoren en winkels dat leeg staat in Nederland. Door een vernieuwde methode is de kwaliteit van de cijfers verbeterd.
Integraal onderzoek
Drie jaar geleden was er veel te doen rond vastgoed: veel winkels en kantoren stonden leeg. Bovendien was er vraag naar ruimtes om vluchtelingen op te vangen. Hanneke Posthumus van het CBS: ‘Meerder partijen gingen op zoek naar informatie over leegstand, waarbij iedereen zelf het wiel probeerde uit te vinden. Toen zijn het CBS, het Kadaster en Geonovum een integraal onderzoek gestart: voor heel Nederland en voor alle soorten panden. Dat heeft geleid tot de Landelijke Monitor Leegstand. Deze monitor is dit jaar gefinancierd door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Interprovinciaal Overleg (IPO).
Buitenwereld betrekken
De Landelijke Monitor Leegstand geeft een uniform en landelijk beeld van alle categorieën panden: kantoren, winkels en woningen. Daarmee is het een toevoeging op het onderzoek naar leegstand van particuliere onderzoeksbureaus, dat vaak in opdracht van gemeentes en provincies wordt uitgevoerd. Voor de landelijke monitor berekent en actualiseert het CBS de cijfers. Geonovum coördineert het project en houdt de belangen van de verschillende gebruikers - denk aan het Rijk, provincies, gemeenten en brancheverenigingen - in de gaten. Het Kadaster kijkt kritisch mee en onderzoekt de mogelijkheden van de verschillende overheidsregisters. Paul Padding van Geonovum: ‘We hebben steeds de gebruikers bij het onderzoek betrokken. Bij de totstandkoming is veelvuldig overlegd met provincies, gemeentes en brancheverenigingen.’
We creëren met de Landelijke Monitor Leegstand 2018 een nieuw beginpunt
Betere cijfers
De Landelijk Monitor Leegstand verschijnt voor de tweede keer. Posthumus: ‘Naar aanleiding van onze eerste monitor kwamen er best wat vragen uit het veld. Wij baseren onze cijfers op administratieve bronnen en de resultaten weken soms behoorlijk af van de onderzoeken van marktpartijen, die bijvoorbeeld alleen de leegstand van winkels in kaart brengen. Daarom hebben we in het afgelopen jaar praktijkonderzoek gedaan en onze methode op basis daarvan aangepast. Dat heeft geleid tot verbeterde cijfers.’ Het praktijkonderzoek is uitgevoerd in samenwerking met gebruikers als provincies en gemeentes. Hierbij werd de leegstand bijvoorbeeld gecontroleerd door het energiegebruik in de betreffende panden na te gaan of door de panden fysiek te bezoeken.
Basisregistraties
De monitor is dit jaar voorzien van een uitvoerige toelichting. Matthieu Zuidema van het Kadaster: ‘We leggen daarin uit hoe de cijfers tot stand komen en hoe ze gebruikt kunnen worden.’ De Landelijke Monitor Leegstand is gemaakt door de gegevens uit een aantal basisregistraties van de overheid te combineren: de Basisregistratie Adressen en Gebouwen, de Basisregistratie Personen, het Handelsregister en de Basisregistratie Waardering Onroerende Zaken. Dat is een efficiënte en relatief goedkope aanpak, die landelijk een goed beeld oplevert. Voor gedetailleerde cijfers op wijk- en buurtniveau is het gebruik van basisregistraties echter niet nauwkeurig genoeg. Zuidema: ‘In de administratieve bronnen is bijvoorbeeld niet per pand met zekerheid te zien waarom het leegstaat. Wacht het op sloop of gaat het om een luxe villa die verkocht moet worden? De leegstandsmonitor is voor het Kadaster een zeer interessant project. Het leert ons veel over de kwaliteit en mogelijkheden van onze registraties.’
Nieuw beginpunt
Doordat de methode is aangepast, zijn de cijfers over leegstand van dit jaar en vorig jaar niet met elkaar te vergelijken. Padding: ‘We creëren met de Landelijke Monitor Leegstand 2018 een nieuw beginpunt. De cijfers zijn nu beter bruikbaar om beleid te monitoren.’ De Landelijke Monitor Leegstand verschijnt in elk geval de komende twee jaar. ‘De waarde van de cijfers wordt groter als we de jaarcijfers gaan vergelijken’, zegt Posthumus. ‘Daarnaast blijven we onze methoden verfijnen.’